Stemmen is wijdverspreid geworden in landen die democratie hebben aangenomen. Het wordt gebruikt om mensen hun leider te laten kiezen en om een systeem te creëren dat aansluit bij hun wensen.
De meeste mensen besturen met andere wetten dan wat Allah heeft geopenbaard, terwijl ze een systeem voor zichzelf creëren waarin hun verlangens worden vervuld.
Maar begaan moslims grote shirk door te stemmen op een politicus wiens taak het is wetten en beleid te maken voor de mensen die hij vertegenwoordigt?
Wij houden het standpunt dat stemmen op een politieke partij niet wordt beschouwd als een daad van shirk. Onze argumenten hiervoor zullen hieronder worden gepresenteerd.
Degenen die hebben gesteld dat stemmen op een politieke partij grote shirk is, hebben verschillende argumenten naar voren gebracht.
We zullen ze allemaal behandelen om te verduidelijken waarom wij deze argumenten als ongeldig beschouwen.
Het is waar dat wanneer een persoon iemand anders aanmoedigt of toestaat grote shirk te begaan, hij hierdoor een kafir wordt.
Echter, iemand toestaan iets te doen dat geen grote shirk is, zoals alcohol of varkensvlees consumeren, plaatst een persoon niet buiten de islam.
Een gebrek aan afkeer van shirk is ongeloof, omdat de basis van de islam monotheïsme is. Niemand kan een moslim zijn als hij shirk niet verkeerd vindt, zelfs gedeeltelijk. Er moet volledige afkeer van shirk zijn om het moslim-zijn te behouden.
Volledige afkeer is geen voorwaarde voor islamitisch-zijn met betrekking tot grote zonden, maar het is een voorwaarde wanneer het om grote shirk gaat.
Als wetgeving een daad van grote shirk zou zijn, zouden we moeten instemmen met degenen die beweren: "De kiezer is een mushrik, ongeacht of hij niet gelooft dat de politicus het recht heeft om wetten te maken. Net zoals iemand een mushrik is als hij een graf aanbidt, ongeacht of hij de persoon als god beschouwt of niet."
Maar wij geloven dat wetgeving geen daad van grote shirk is, wat betekent dat de kiezer geen kafir wordt. Laten we de bewijzen bekijken.
Dus is wetgeving echt een daad van grote shirk? Of is het alleen grote shirk wanneer iemand het recht claimt om wetten te maken naast Allah?
Wat gebeurt er wanneer iemand wetgeving maakt terwijl hij erkent dat hij dit recht niet heeft? Wordt zo iemand een kafir?
Het is waar dat alleen Allah het recht heeft om wetten te maken. Iedereen die dit ontkent, is een kafir.
Sommigen gaan ervan uit dat iedereen die wetten maakt, de bedoeling heeft de Shariah te overschrijven of te beweren een autoriteit te zijn in wat moreel goed en fout is. Dit is alleen onjuist.
Er zijn echter degenen die wetten maken zonder de bedoeling dat het de Shariah overschijft of autoriteit te beweren in wat moreel goed en fout is. Zij bedoelen dingen toe te laten in plaats van het als toegestaan te achten.
Ze creëren wetten simpelweg om hun eigen verlangens zonder gevolgen te vervullen, en creëren een omgeving die hen past.
Dit is vergelijkbaar met een gastheer die gasten uitnodigt en regels in zijn huis opstelt volgens zijn wensen, waarbij alcohol, varkensvlees, roken en soortgelijke dingen zijn toegestaan.
Als je zo’n gastheer zou vragen waarom hij deze handelingen in zijn huis toestaat, zou hij zeggen dat het overeenkomt met zijn verlangens, terwijl hij tegelijkertijd aangeeft bewust te zijn dat hij daarmee de wetten van Allah ingaat.
Toelaten is iets heel anders dan iets toegestaan achten. Hoewel 'toestaan' soms als synoniem van 'toelaten' wordt gebruikt, kan dit verwarrend zijn voor degenen die het woord 'toegestaan' lezen.
Zo zeggen sommigen: "Die wetgever benoemde een zaak als toegestaan in zijn land, dus hij moet het ook als halal beschouwen."
Wanneer men zich echter verdiept in de kwestie, blijkt vaak dat met 'toegestaan' bedoeld wordt dat iets 'toegelaten' is, zonder dat het per se als halal wordt gezien.
In het Arabisch wordt de term 'halal' enerzijds begrepen als iets 'toegestaan maken', en anderzijds als iets 'toelaten'.
Het opstellen van wetten betekent dus niet automatisch dat men iets als toegestaan beschouwt; het kan eerder worden gezien als iets toelaten.
Islamitische leiders zouden bijvoorbeeld een handeling als toegestaan kunnen beschrijven, terwijl ze er in werkelijkheid mee bedoelen dat het in hun land 'toegelaten' wordt.
Dan zeggen mensen soms tegen hen: "Je hebt dit en dat als toegestaan beschreven terwijl Allah het heeft verboden." Waarop zij antwoorden: "Allah heeft het inderdaad verboden, maar ik bedoelde ermee niet dat het toegestaan is in die zin, maar dat ik het in mijn land 'toelaat', wetende dat Allah het verboden heeft. Ik ben hierin zondig, en dat onderken ik."
Als een gastheer geen kafir wordt door toe te laten dat zijn gasten haram verrichten, waarom zou een leider dat dan wel worden voor hetzelfde?
Sommigen zeggen misschien dat een leider wetten maakt terwijl de gastheer dat niet doet, maar het principe blijft hetzelfde: beiden laten haram gebeuren, het enige verschil is hun macht.
Zowel de gastheer als de leider laten via hun handelen toe wat Allah verboden heeft, maar dat betekent niet automatisch dat het istihlal is.
Als het toestaan van iets al istihlal zou zijn, dan zou je ook takfir moeten uitspreken over iedereen die zijn gasten alcohol laat drinken, of iemand die zijn vrienden aanmoedigt te roken.
Als het toestaan van iets via handeling geen istihlal is, dan geldt hetzelfde voor wetgeving: dat is ook niet automatisch istihlal.
Wat is dan wel istihlal? Dat gebeurt als iemand haram in zijn hart halal maakt, oftewel gelooft dat het toegestaan is. Maar omdat niemand in iemands hart kan kijken, merk je istihlal pas als iemand uitspreekt wat hij gelooft, via woorden of schrijven.
Als iemand zegt dat alcohol halal is—bedoelend dat het verbod van Allah niet geldt—dan mag je takfir uitspreken, maar niet wanneer hij het toestaat zonder het halal te verklaren.
Het lastige is dat sommige mensen de woorden "halal" of "toegestaan" gebruiken zonder te bedoelen dat het volgens de religie toegestaan is of dat het oordeel van Allah ongeldig is. Iemand kan gewoon zeggen dat hij iets in zijn huis toelaat zonder te bedoelen dat hij het als toegestaan acht.
Een duidelijk voorbeeld hiervan is het vers waar Allah zegt:
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تُحَرِّمُوا۟ طَيِّبَـٰتِ مَآ أَحَلَّ ٱللَّهُ لَكُمْ
O gelovigen! Verbied de goede dingen niet die Allah voor jullie heeft toegestaan.
[5:87 Quran]
In deze vers vertelt Allah de gelovigen om voor zichzelf niet te verbieden wat Hij toegestaan heeft.
Dit laat zien dat iemand kan erkennen dat Allah iets heeft toegestaan, ervoor kiest het voor zichzelf te verbieden, zonder te geloven dat het daadwerkelijk haram is.
Deze vers werd geopenbaard over twee van de Sahaba die ervoor kozen om het wereldse leven af te zweren en zich te onthouden van vrouwen.
٧١٨ - مَعْمَرٌ , عَنْ قَتَادَةَ , فِي قَوْلِهِ تَعَالَى: {لَا تُحَرِّمُوا طَيِّبَاتِ مَا أَحَلَّ اللَّهُ لَكُمْ} [المائدة: ٨٧] , قَالَ: «نَزَلَتْ فِي أُنَاسٍ مِنْ أَصْحَابِ رَسُولِ اللَّهِ صَلَّى اللهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ أَرَادُوا أَنْ يَتَخَلَّوْا مِنَ الدُّنْيَا , وَيَتْرُكُوا النِّسَاءَ , مِنْهُمْ عَلِيُّ بْنُ أَبِي طَالِبٍ , وَعُثْمَانُ بْنُ مَظْعُونٍ»
[تفسير عبد الرزاق – سورة المائدة آية ٨٧]
Abdurrazzaq al-San'ani benoemde:
Maʿmar, van Qatādah, rapporteerde over de woorden van Allah de Almachtige: “Verbied niet de goede dingen die Allah voor jullie toegestaan heeft” [Al-Māʾidah: 87]. Deze vers werd geopenbaard betreffende enkele metgezellen van de Boodschapper van Allah ﷺ die van plan waren het wereldse leven af te zweren en zich te onthouden van vrouwen, waaronder ʿAlī ibn Abī Ṭālib en ʿUthmān ibn Madʿūn.
[Tafsir Abdurrazzaq - Surah al-Ma'idah vers 87]
Deze twee Sahaba verboden iets voor zichzelf door middel van hun handelingen, niet door geloof, maar Allah noemde hen daar niet kuffar om.
Hetzelfde principe geldt voor iemand die iets toestaat door middel van handelingen, niet door geloof.
Een voorbeeld van iets toestaan door handeling zonder geloof is het aanmoedigen van alcoholgebruik of anderen uitnodigen om eraan deel te nemen.
Zelfs als een gastheer op een papiertje zou schrijven en het op zijn raam plakt met: “In dit huis is alcohol toegestaan, varkensvlees toegestaan, roken toegestaan,” betekent dit niet dat hij het als halal beschouwt.
Je zou dat huis kunnen betreden en de gastheer vragen over wat hij heeft geschreven: “Beschouw je deze dingen als halal?” Hij zou antwoorden: “Nee, Allah heeft ze duidelijk haram gemaakt, maar in mijn huis laat ik iedereen toe die ze doet, vanwege mijn eigen wensen. Wat ik in mijn huis toelaat vervangt niet wat Allah heeft geboden; het is alleen vanwege mijn eigen wensen.”
Hetzelfde geldt voor een wetgever. Hij kan schrijven: “In dit land is alcohol toegestaan, varkensvlees toegestaan, roken toegestaan,” maar dat betekent niet dat hij het als halal beschouwt. Als hem wordt gevraagd: “Beschouw je deze dingen als halal?” zou hij antwoorden: “Nee, Allah heeft ze duidelijk haram gemaakt, maar in mijn land laat ik iedereen toe die ze doet, vanwege mijn eigen wensen. Wat ik in mijn land toelaat vervangt niet wat Allah heeft geboden; het is alleen vanwege mijn eigen wensen.”
Hieruit blijkt dat een wetgever geen istihlal pleegt alleen door wetten te maken. Hij staat bepaalde dingen voor mensen toe, en pas wanneer hij gelooft dat deze wetten het gebod van Allah vervangen (dus hij gelooft dat het halal is), wordt het istihlal.
Dus wanneer een wetgever opschrijft dat iets is toegestaan in zijn land, betekent dat niet automatisch dat hij het als halal acht. Met 'toegestaan' wordt hier 'toegelaten' bedoeld.
Wanneer we kijken naar de uitspraken van de Salaf Saliheen, zoals Abdul-'Aziz ibn Yahya al-Kinani of Ibn Abbas in zijn uitspraak "Kufr duna Kufr", zien we dat wetgeven op zichzelf geen daad van grote shirk is.
Abdul-'Aziz ibn Yahya al-Kinani zei bijvoorbeeld dat een heerser geen kafir wordt wanneer hij gedeeltelijk volgens de Shariah regeert.
Dit betekent dat als hij regeert met andere wetten naast de Shariah, hij niet automatisch een kafir wordt, tenzij hij de Shariah volledig negeert.
وسمعت أبا القاسم الحبيبي، قال: سمعت أبا زكريا العنبري، يحكي عن عبد العزيز بن يحيى الكناني إنه سأل عن هذه الآيات، قال: إنها تقع على جميع ما أنزل الله لا على بعضه فكل من لم يحكم بجميع ما أنزل الله فهو كافر ظالم فاسق.
فأما من يحكم ببعض ما أنزل الله من التوحيد (وترك) الشرك ثم لم يحكم بهما (فبين) ما أنزل الله من الشرائع لم يستوجب حكم هذه الآيات
[تفسير الثعلبي - الثعلبي - ج ٤ - الصفحة ٧٠]
Al-Tha'labi benoemde:
Van Abū al-Qāsim al-Ḥabībī, via Abū Zakariyyā al-‘Anbarī, van ʿAbd al-ʿAzīz ibn Yaḥyā al-Kinānī, die zei toen hem gevraagd werd naar deze verzen: “Dit geldt voor alles wat Allah heeft geopenbaard, niet voor een deel daarvan. Dus wie niet volledig oordeelt volgens wat Allah heeft geopenbaard, is een kafir, dhalim en fasiq.
Maar degene die slechts een deel van wat Allah heeft geopenbaard volgt — bijvoorbeeld het handhaven van Tawheed en het verlaten van shirk — maar niet oordeelt volgens de andere wetten en regels van Allah, valt niet onder het volledige oordeel van deze verzen.”
[Tafsir al-Tha'labi - Surah al-Ma'idah vers 44]
ʿAbd al-ʿAzīz ibn Yaḥyā al-Kinānī begrijpt Soera al-Māʾidah, vers 44, zo dat als een heerser weigert om volledig volgens de Shariah te regeren, hij een kafir wordt, niet als hij er gedeeltelijk mee regeert.
Al-Nakhas erkent ook deze positie van ʿAbd al-ʿAzīz al-Kinānī, zoals hij dit vermeldt in zijn boek over de twee opvattingen betreffende heersen met andere wetten dan de Shariah.
وقد قيل: من لم يحكم بما أنزل الله مستحلّا لذلك. وقد قيل: من ترك الحكم بجميع ما أنزل الله فهو كافر.
[إعراب القرآن – النخاس – سورة المائدة آية ٤٤]
Al-Nakhas zei:
"Eerste opvatting: Wie niet oordeelt/regeert volgens wat Allah heeft geopenbaard terwijl hij het als toegestaan beschouwt.
Tweede opvatting: Wie het oordelen/regeren volgens alles wat Allah heeft geopenbaard volledig verlaat, is een ongelovige.
[I'rab al-Quran - Al-Nakhas - Surah al-Ma'idah vers 44]
Alle uitspraken van de Salaf Saliheen over dit onderwerp zijn vermeld in ons artikel ' regeren met andere wetten dan de Shariah', inclusief de uitspraak van Ibn Abbas.
Wanneer een persoon besluit wetten te maken die ingaan tegen wat Allah heeft geopenbaard, wordt hij óf een kafir óf blijft hij een moslim. Het resultaat hangt af van de reden waarom hij deze wetten maakt.
We kunnen ook zien dat een gastheer en een wetgever in principe hetzelfde zijn; de ene heeft gewoon meer macht en kan dit op grotere schaal afdwingen en mensen straffen.
Maar het principe is hetzelfde: zowel een gastheer als een wetgever staan toe of verbieden dingen onder hun mensen.
Het enkel toestaan of verbieden is geen grote shirk tenzij het gepaard gaat met istihlal, bijvoorbeeld wanneer beiden zeggen: “Wat wij voor onze mensen hebben besloten is bindend en zij moeten ons als autoriteit zien, niet Allah. Wat wij verbieden is juist, en wat wij toestaan is juist, en iedereen die hiertegenin gaat, heeft ongelijk.”
Dit zou duidelijke istihlal zijn, en dat is zonder twijfel afvalligheid in de islam.
Als we erkennen dat een moordenaar niet beweert het recht te hebben om levens te nemen, of dat een beeldhouwer niet beweert het recht te hebben levende wezens te creëren, dan geldt hetzelfde voor wetgeving. Degene die wetten maakt claimt dit recht niet automatisch.
"Alleen Allah heeft het recht om wetten te maken!", "Alleen Allah heeft het recht om leven te nemen!", "Alleen Allah heeft het recht om levende beelden te creëren!"
We stemmen in met al deze uitspraken. Toch weten we dat iemand die onrechtmatig een leven neemt, wetende dat het verkeerd is, geen kafir is.
Evenzo is iemand die levende beelden maakt geen kafir als hij erkent dat alleen Allah dit recht heeft. Het kufr ligt niet in de daad zelf, maar in het geloof of de claim erachter.
Dus als we geen takfir uitspreken over iemand die onrechtmatig een ander doodt of levende beelden maakt, waarom zouden we takfir uitspreken over een wetgever?
Wetgeving—zoals moord—kan voortkomen uit verlangen, druk, onwetendheid of zonde, en geeft niet noodzakelijk geloof in soevereiniteit aan.
Een leider kan wetten invoeren uit persoonlijk verlangen, waarbij hij wil dat bepaalde handelingen ongestraft blijven, terwijl hij Allah nog steeds als ultieme autoriteit erkent. Wetten op deze manier maken betekent niet dat hij concurreert met Allah; hij handelt uit verlangen, niet uit claim op soevereiniteit.
Een wetgever die schrijft dat alcohol legaal is in zijn land zegt niet dat het de wetten van Allah overstijgt. Hij stelt alleen vast dat er in zijn land geen gevolgen zullen zijn voor iemand die het gebruikt.
Zo is zo’n wetgever vergelijkbaar met een gastheer die opschrijft dat hij mensen in zijn huis alcohol laat drinken. Deze handeling betekent niet automatisch dat de gastheer bedoelt dat dit de wetten van Allah overstijgt.
Daarom is het maken van wetten op zich geen grote shirk; het wordt alleen shirk wanneer het gepaard gaat met het claimen van autoriteit naast of boven Allah. Dit is wat bedoeld wordt in het vers:
Als iemand erkent dat alleen Allah het recht heeft om wetten te maken en dat zijn eigen wetten niet boven die van Allah staan, is hij niet anders dan een beeldhouwer die levende beelden maakt terwijl hij weet dat alleen Allah dit recht heeft.
Wordt een kiezer dan een kafir omdat hij een politicus toelaat om wetten te maken? Nee. Het maken van wetten op zich is geen grote shirk, tenzij het gepaard gaat met concurrentie met Allah of het claimen van heerschappij naast Allah.
Want als we zouden zeggen dat een politicus een kafir wordt omdat hij toestaat wat Allah heeft verboden, dan zou dezelfde logica ook gelden voor een gastheer die zijn gasten toestaat alcohol te gebruiken zonder bezwaar. Beiden zouden iets toestaan dat Allah verboden heeft (door actie, niet door geloof).
Istihlal vindt niet plaats door iets via je acties toe te staan, zoals een gastheer die zijn gasten toestaat muziek te luisteren, te roddelen of soortgelijke handelingen. Niemand zou beweren dat zo’n gastheer geen moslim meer is enkel omdat hij dit toestaat.
De logica achter dit argument staat haaks op andere situaties. Overweeg de volgende voorbeelden:
Deze scenario's tonen aan dat een actie niet automatisch betekent dat de verrichter het recht beweert te hebben.
Daarom kan niet gezegd worden dat de actie van een kiezer impliceert dat hij vindt dat wat de kandidaat doet toegestaan is of dat de kandidaat het recht heeft om wetten te maken.
"Maar hij staat iemand toe wetten te maken naast Allah, dus dit is istihlal!" Waarom zeggen ze dan niet: "De gastheer wordt een kafir omdat hij zijn gasten haram laat doen"?
Dit toont aan dat de actie zelf niet als istihlal kan worden beschouwd. Anders zou het impliceren dat iedereen die haram doet of aanmoedigt vanwege zijn wensen het halal maakt.
Volgens hun logica zou iemand die een vriend vertelt te roken of alcohol te drinken grote kufr begaan, omdat het als istihlal zou worden beschouwd.
Het wordt duidelijk dat anderen aanmoedigen haram te doen niet automatisch istihlal is. Evenzo impliceert een kiezer die een kandidaat steunt niet dat de acties van die kandidaat toegestaan zijn.
Degenen die dit argument maken, geloven dat wanneer iemand op een politieke partij stemt, hij het eens moet zijn met alles waar de partij voor staat.
Dit is in de meeste gevallen niet waar. In werkelijkheid is het zelden dat kiezers het eens zijn met elk standpunt van een politieke partij; er zijn altijd punten waar ze het misschien niet mee eens zijn.
Stemmen gaat over het kiezen van de optie die het beste past bij iemands behoeften of prioriteiten. Daarom is het ongeldig om aan te nemen dat een kiezer het eens is met alles waar een partij voor staat alleen vanwege de daad van stemmen.
Bijvoorbeeld, sommige partijen kunnen beleid steunen zoals het legaliseren van transgenderrechten, terwijl ze tegelijkertijd principes volgen die overeenkomen met de islam, zoals het helpen van de armen of het verbeteren van de toegang tot gezondheidszorg.
Evenzo kunnen conservatieve partijen standpunten innemen die in strijd zijn met bepaalde islamitische tradities, maar beleid promoten zoals het illegaal maken van abortus, het aanmoedigen van gezinvorming, en het handhaven van traditionele genderrollen.
Stemmen op een conservatieve of progressieve partij betekent niet noodzakelijk dat men islamitische principes verwerpt. De intentie en het reden achter de stem zijn wat telt.
حَدَّثَنَا عَلِيُّ بْنُ عَبْدِ الْعَزِيزِ ثَنَا أَبُو غَسَّانَ مَالِكُ بْنُ إِسْمَاعِيلَ وَابْنُ الْأَصْبَهَانِيِّ ح وَحَدَّثَنَا أَبُو حُصَيْنٍ الْقَاضِي ثَنَا يَحْيَى الْحِمَّانِيُّ قَالُوا ثَنَا عَبْدُ السَّلَامِ بْنُ حَرْبٍ أَنَا غُطَيْفُ بْنُ أَعْيَنَ مِنْ أَهْلِ الْجَزِيرَةِ عَنْ مُصْعَبِ بْنِ سَعْدٍ عَنْ عَدِيِّ بْنِ حَاتِمٍ قَالَ
أَتَيْتُ النَّبِيَّ ﷺ وَفِي عُنُقِي صَلِيبٌ مِنْ ذَهَبٍ فَقَالَ يَا عَدِيُّ اطْرَحْ هَذَا الْوَثَنَ مِنْ عُنُقِكَ فَطَرَحْتُهُ فَانْتَهَيْتُ إِلَيْهِ وَهُوَ يَقْرَأُ سُورَةَ بَرَاءَةَ فَقَرَأَ هَذِهِ الْآيَةَ {اتَّخَذُوا أَحْبَارَهُمْ وَرُهْبَانَهُمْ أَرْبَابًا مِنْ دُونِ اللهِ} حَتَّى فَرَغَ مِنْهَا فَقُلْتُ إنَّا لَسْنَا نَعْبُدُهُمْ فَقَالَ «أَلَيْسَ يُحَرِّمُونَ مَا أَحَلَّ اللهُ فَتُحَرِّمُونُهُ ويُحِلُّونَ مَا حَرَّمَ اللهُ فَتَسْتَحِلُّونَهُ؟» قُلْتُ بَلَى قَالَ «فَتِلْكَ عِبَادَتُهُمْ»
[المعجم الكبير - الطبراني - الجزء ١٧ - الصفحة ٩٢]
Al-Tabarani benoemde:
ʿAlī ibn ʿAbd al-ʿAzīz berichtte ons, Abu Ghassan, Mālik ibn Ismāʿīl en ibn al-Asbahānī berichtten ons; en Abu Ḥusayn al-Qāḍī berichtte ons, Yahyā al-Ḥimmanī zei: zij zeiden, ‘ʿAbd al-Salām ibn Ḥarb berichtte ons, ik ben Guṭayf ibn Aʿyan van de mensen van al-Jazīrah, van Muṣʿab ibn Saʿd, van ʿAdī ibn Ḥātim, die zei:
“Ik kwam naar de Profeet ﷺ terwijl er een gouden kruis om mijn nek hing. Hij zei: ‘O ʿAdiyy, verwijder deze afgodsbeeld van je nek,’ dus ik verwijderde het. Vervolgens kwam ik naar hem terwijl hij Sūrat al-Barā’ah (Surah Tawbah) reciteerde, en hij reciteerde dit vers: {Zij namen hun rabbijnen en monniken als heren naast Allah} totdat hij het had afgerond.
Ik zei: ‘Wij hebben hen niet aanbeden.’
Hij zei: ‘Verbieden zij niet wat Allah toegestaan heeft, en maken jullie het dan verboden? En maken zij niet toegestaan wat Allah heeft verboden, en vinden jullie het dan toegestaan?’
Ik zei: ‘Ja.’
Hij zei: ‘Zo hebben jullie hen aanbeden.’”
[Al-Muj'am al-Kabir - al-Tabarani - Volume 17 - Pagina 92]
Sommigen zeggen dat als een politieke partij alcohol, muziek of andere dingen toestaat, wie dit volgt hen aanbidt, net zoals sommigen van onder de Joden en Christenen hun rabbijnen en monniken aanbaden.
Er is een duidelijk verschil tussen deze twee situaties. Het verschil is:
Dit betekent dat men niet kan zeggen: "Kijk! Deze wetgevers staan dingen toe, net zoals de rabbijnen en monniken deden, dus ze zijn hetzelfde."
De situatie is niet hetzelfde. Die rabbijnen en monniken verklaarden bepaalde dingen halal, met de bedoeling dat Allah’s verbod niet geldig was.
De meeste wetgevers beweren niet dat Allah’s verbod ongeldig is (behalve de atheïsten); zij staan dingen alleen toe door hun handelen, niet in geloof. Het is zoals een gastheer die zijn gasten varkensvlees laat eten, zonder te geloven dat het toegestaan is.
Daarom is het argument dat het volgen van een wetgever in zulke zaken gelijkstaat aan aanbidding ongeldig, omdat men niet gelooft dat wat zij toestaan werkelijk toegestaan is.
Als een wetgever muziek toestaat en je doet eraan mee, betekent dat niet dat je een kafir bent, zolang je gelooft dat muziek werkelijk haram is.
Dus terugkomend op het hoofdpunt: de bewering dat "stemmen impliceert istihlal van al het haram waar een partij voor staat" is ongeldig, omdat een persoon niet gelooft dat wat wetgevers toestaan door hun daden halal is, noch dat het Allah’s verbod overschrijft.
De Profeet (ﷺ) sprak over bepaalde Christenen en Joden die hun leiders autoriteit gaven in wetgeving, en geloofden dat hun regels Allah’s wetgeving konden overschrijven. Wat zij als toegestaan beschouwden, namen zij aan in geloof.
Dit argument is gebaseerd op het geloof dat als iemand dicht bij een Taghut komt, het zou moeten betekenen dat hij de taghut niet afkeurt. En wie de Taghut niet afkeurt, zou volgens dit argument ook niet kufr of shirk afkeuren, waardoor hij een kafir zou zijn.
Deze conclusie wordt te snel getrokken, zonder rekening te houden met de mogelijke redenen waarom iemand dicht bij een Taghut kan komen.
Bijvoorbeeld: denk aan Musa 'alayhi salam toen hij naar Fir'awn ging en zacht tegen hem sprak. Werd Musa 'alayhi salam een kafir omdat hij zacht sprak tegen een Taghut? Sommigen zouden zeggen dat zacht spreken een teken van respect is, en dat wie respect toont voor een Taghut hem niet afkeurt, en dus een kafir is. Dit is duidelijk een onredelijke conclusie.
Daarom moeten we altijd de redenen achter iemands acties onderzoeken in situaties waarin de actie op zich geen enkele intentie aantoont.
Wij geloven dat een moslim leider geen valse god wordt als hij heerst met andere wetten dan de Sharia, tenzij hij opzettelijk concurreert met Allah en autoriteit in wetgeving claimt.
Zelfs als men zou beweren dat stemmen voor een valse god om aan de macht te komen in alle gevallen een daad van grote shirk is, dan zou men volgens dezelfde logica moeten beweren dat het raadplegen van een waarzegger en hem geloven ook altijd grote shirk is.
Toch is het raadplegen van een waarzegger en hem geloven geen daad van grote shirk. Hoe kan men dan beweren dat alleen dicht bij een Taghut komen grote shirk is? En wat kan er dichterbij zijn dan een waarzegger geloven?
باب ذكر الذنوب التي تصير بصاحبها إلى كفر غير خارج به عن الملة
٩٩٤ - حَدَّثَنَا إِسْحَاقُ الْكَاذِيُّ , قَالَ: حَدَّثَنَا عَبْدُ اللَّهِ بْنُ أَحْمَدَ , قَالَ: حَدَّثَنِي أَبِي قَالَ: حَدَّثَنَا وَكِيعٌ , قَالَ: حَدَّثَنَا حَمَّادُ بْنُ سَلَمَةَ , عَنْ حَكِيمٍ الْأَثْرَمِ , عَنْ أَبِي تَمِيمَةَ الْهُجَيْمِيِّ , عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ , قَالَ: قَالَ ⦗٧٣٠⦘ رَسُولُ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ: «مَنْ أَتَى كَاهِنًا فَصَدَّقَهُ بِمَا يَقُولُ فَقَدْ كَفَرَ بِمَا أُنْزِلَ عَلَى مُحَمَّدٍ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ»
[الإبانة الكبرى - ابن بطة - الجزء ٢ - الصفحة ٧٢٩]
Ibn Battah benoemde:
Hoofdstuk: Vermelding van zonden die iemand naar kufr leiden, zonder hem uit de islam te verwijderen.
...
Ishaq al-Kadhi vertelde ons, zeggende: ‘Abdullah ibn Ahmad vertelde ons, zeggende: mijn vader vertelde mij, zeggende: Waki‘ vertelde ons, zeggende: Hammad ibn Salama vertelde ons, van Hakim al-Athram, van Abu Tamimah al-Hujaymi, van Abu Huraira, die zei: De Boodschapper van Allah ﷺ zei: “Wie naar een waarzegger gaat en gelooft wat hij zegt, heeft ongeloof gepleegd in wat aan Muhammad ﷺ is geopenbaard.”
[Al-Ibanatul Kubrah - Ibn Battah - Volume 2 - Pagina 729]
Volgens degenen die beweren: "Degene die stemt vervult Kufr bi Taghut niet, dus is een kafir," zouden ze ook takfir moeten uitspreken over iedereen die naar een waarzegger gaat en gelooft wat deze zegt. Volgens islamitische geleerden wordt deze handeling echter als een grote zonde beschouwd, niet als afvalligheid.
Om deze reden kan stemmen voor een taghut die beweert een valse god te zijn, niet worden beschouwd als grote shirk als de kiezer dit alleen doet om het minste van twee kwaden te kiezen. Als de kiezer echter geen kwaad ziet in de taghut, dan zou hij inderdaad als kafir worden beschouwd.
Dit betekent niet dat elke heerser die wetgeving uitvoert buiten de Shariah om een taghut is in de zin van een valse god. Wetgeving op zich is geen daad van grote shirk, tenzij de heerser opzettelijk met Allah concurreert.
Sommigen beweren dat iemand die stemt automatisch de Shariah verwerpt. Dit argument is ongeldig.
Men moet altijd rekening houden met de intentie achter de stem. Als iemand stemt met de gedachte dat de islam afgeschaft moet worden, pas dan kan die persoon als kafir worden beschouwd.
Stemmen op een partij die wetten maakt die in strijd zijn met de Shariah betekent niet automatisch dat men de wetten van Allah verwerpt. Evenzo verwerpt een heerser die anders dan door Allah geopenbaarde wetten regeert niet automatisch de wetten van Allah door op deze manier te handelen.
Er zijn veel redenen waarom iemand zou stemmen, en het kan niet worden aangenomen dat het verwerpen van de islam de enige motivatie is. In feite is dit zelden het geval.
Men moet voorzichtig zijn en geen overhaaste conclusies trekken. Zouden we zeggen dat een gastheer de islam verwerpt als hij zijn gasten toestaat haram te doen?
Dergelijke handelingen vereisen zorgvuldige overweging, omdat er vaak meerdere verklaringen achter zitten.
Dit argument is gebaseerd op de misvatting dat democratie mensen tot goden naast Allah maakt. Dit is niet waar, tenzij men beweert het recht te hebben om wetten te maken.
Democratie is nooit gebouwd op het idee "het volk is de autoriteit", maar eerder op "het volk krijgt de mogelijkheid om te beslissen".
Het geven van een mogelijkheid om te beslissen en het claimen van autoriteit zijn twee verschillende zaken. Wat bedoeld wordt met de mogelijkheid om te beslissen is dat mensen kunnen bepalen hoe het land geregeerd zal worden.
In de basisvorm is democratie een collectieve besluitvorming waarbij de meerderheid bepaalt wat gebeurt.
Dit principe kan ook gelden in niet-politieke situaties, zoals debatten waar het publiek beslist wie wint, of publieksprijzen zoals "Speler van de Maand."
Als een land expliciet beweert dat mensen de ultieme autoriteit hebben in wetgeving, in concurrentie met Allah of in afwijzing van Hem, dan wordt deze specifieke structuur als kufr beschouwd.
Moderne democratie valt hier echter niet onder, omdat zij mensen niet als ultieme wetgevende autoriteit naast Allah ziet. Het geeft enkel mensen de mogelijkheid te kiezen welke wetten in het land worden ingevoerd.
Vanuit Islamitisch oogpunt zouden de enige vormen van democratie die als kufr gelden, die zijn waarin mensen zelf bepalen wat moreel juist of onjuist is, zoals bij de Oude Grieken of atheïstische systemen. Alleen Allah heeft het ultieme recht om morele wetten te bepalen.
Dit is niet langer het geval in moderne democratieën met religieuze grondslag, zoals landen met een christelijke meerderheid, waar politici over het algemeen goddelijke morele wetten handhaven en niet de bedoeling hebben deze te overrulen, zelfs als ze homoseksualiteit toelaten.
Het is duidelijk dat stemmen niet in alle gevallen als shirk kan worden beschouwd. De meerderheid van de stemmers in de islamitische gemeenschap doet dit om een gunstiger omgeving voor moslims te creëren, islamofobie te verminderen en beleid te steunen dat de samenleving ten goede komt.
Moslims stemmen niet met de bedoeling morele wetten te veranderen, zoals het toestaan van zina of alcoholgebruik. Ze stemmen om beleid te beïnvloeden.
Zelfs als iemand zou beweren dat stemmen shirk is, volgt daaruit nog steeds dat stemmen op een politicus om buitenlandse politiek, immigratiebeleid of financieel beleid te verbeteren, de stemmer geen kafir maakt.
Wij zijn van mening dat stemmen geen shirk is, en dat wetgeving pas als grote shirk wordt beschouwd wanneer dit gepaard gaat met ontkenning of afwijzing van Allahs wetten.
Sommige heersers maken wetten om een omgeving te creëren die hun wensen dient, zonder te beweren god te zijn of Allahs wetten te verwerpen.
Zodra duidelijk is dat stemmen geen shirk is, wordt het verplicht voor een persoon om zijn standpunt te corrigeren. We hielden eerder de mening aan dat stemmen shirk was, maar na begrip van het juiste standpunt hebben we de sterkere en meer accurate positie aangenomen.
وَلَيْسَتْ تَدْخُلُنِي أَنَفَةٌ مِنْ إظْهَارِ الِانْتِقَالِ عَمَّا كُنْت أَرَى إلَى غَيْرِهِ إذَا بَانَتْ الْحُجَّةُ فِيهِ بَلْ أَتَدَيَّنُ بِأَنَّ عَلَيَّ الرُّجُوعَ عَمَّا كُنْت أَرَى إلَى مَا رَأَيْتُهُ الْحَقَّ
[كتاب الأم - المجلد ٧ - الصفحة ٢٨٩]
Imam Shafi'i zei:
"En geen enkel gevoel van trots weerhoudt mij ervan te laten zien dat ik ben veranderd van wat ik eerder zag naar iets anders, zodra het bewijs daarvoor duidelijk wordt. Integendeel, ik beschouw het als mijn plicht om terug te keren van wat ik eerder dacht naar datgene wat ik als de waarheid heb ingezien."
[Kitab al-Umm - Volume 7 - Pagina 289]
Zit je met vragen waar je graag een antwoord op wilt krijgen? Stel jouw algemene of specifieke vraag over de Islam. We staan voor je klaar en geven je binnen 48 uur antwoord.
Vraag stellen