Bukhari over lafdh al-Quran | Fitrah Tawheed

Was Bukhari een lafdhi?

Er is veel verwarring geweest over Bukhari en zijn geloof met betrekking tot de Quran. Vanwege deze uitbarsting en de verhalen die over Bukhari werden verspreid, geloofden veel geleerden uit het verleden, zoals al-Dhuhli, Ibn Abi Haatim en anderen, dat Bukhari een lafdhi was.

In verschillende boeken is verteld dat Bukhari zo werd gezien, na een incident waarbij hem werd gevraagd of de recitatie van de Quran geschapen is.

Dus is Bukhari van mening dat de Quran geschapen is? Nee, dit is een misverstand over hem. Hij geloofde dat de Quran ongeschapen is, dat wat er in de mushaf staat de Quran is, en dat de Quran gememoriseerd wordt door mensen, gereciteerd en gehoord. Hij is van mening dat de daad van recitatie geschapen is, en dit is correct.

Wat is er precies gebeurd dat dit misverstand heeft doen ontstaan? Laten we kijken hoe dit allemaal begon. Bukhari kwam aan in Naysabur om Ahadith te onderwijzen aan de mensen.

وقال أبو سعيد حاتم بن أحمد الكندي : سمعت مسلم بن الحجاج يقول : لما قدم محمد بن إسماعيل نيسابور ما رأيت واليا ولا عالما فعل به أهل نيسابور ما فعلوا به ، استقبلوه مرحلتين وثلاثة .
[سير أعلام النبلاء - الذهبي - ج ١٢ - الصفحة ٤٥٨]

Muslim ibn Al-Hajjaj vertelde: Toen Muhammad ibn Isma'eel (Bukhari) Naysabur binnenkwam, heb ik geen gouverneur of geleerde gezien die werd behandeld zoals de mensen van Naysabur hem behandelden; ze verwelkomden hem met enthousiasme en respect. Hij werd twee of drie dagen ontvangen. [Siyar A'laam al-Nubalaa 12/458]

وقال أبو سعيد حاتم بن أحمد الكندي : سمعت مسلم بن الحجاج يقول : فقال محمد بن يحيى في مجلسه : من أراد أن يستقبل محمد بن إسماعيل غدا فليستقبله . فاستقبله محمد بن يحيى وعامة العلماء ، فنزل دار البخاريين ، فقال لنا محمد بن يحيى : لا تسألوه عن شيء من الكلام ، فإنه إن أجاب بخلاف ما نحن فيه ، وقع بيننا وبينه ، ثم شمت بنا كل حروري ، وكل رافضي ، وكل جهمي ، وكل مرجئ بخراسان . قال : فازدحم الناس على محمد بن إسماعيل ، حتى امتلأ السطح والدار ، فلما كان اليوم الثاني أو الثالث ، قام إليه رجل ، فسأله عن اللفظ بالقرآن ، فقال : أفعالنا مخلوقة ، وألفاظنا من أفعالنا . فوقع بينهم اختلاف ، فقال بعض الناس : قال : لفظي بالقرآن مخلوق ، وقال بعضهم : لم يقل ، حتى تواثبوا ، فاجتمع أهل الدار ، وأخرجوهم . [ ص: 459 ]
[سير أعلام النبلاء - الذهبي - ج ١٢ - الصفحة ٤٥٨]

Muslim ibn Al-Hajjaj vertelde: Muhammad ibn Yahya (al-Dhuhli) zei in zijn bijeenkomst: "Wie Muhammad bin Ismail morgen wil ontvangen, laat hem hem dan ontvangen." Dus Muhammad bin Yahya en de meeste geleerden ontvingen hem. Muhammad bin Yahya zei tegen ons: "Vraag hem niets over Kalam, want als hij anders antwoordt dan wat wij geloven, zal er onenigheid tussen ons en hem ontstaan, en dan zal elke Haruri, Rafidi, Jahmi en Murji in Khurasan zich verheugen over onze onenigheid." De mensen verdrongen zich rond Muhammad bin Ismail totdat de daken en het huizen vol waren. Toen het de tweede of derde dag was, stond een man op en vroeg hem over de recitatie van de Quran. Hij (Bukhari) zei toen: Onze daden zijn geschapen, en recitatie is van onze daden. Dus er ontstond een meningsverschil onder de mensen na zijn (Bukhari) antwoord. Sommige mensen zeiden: Hij zei: 'Mijn recitatie van de Quran is geschapen' en sommigen van hen zeiden: Hij zei dat niet. Totdat ze bijna begonnen te vechten. Sommigen stopten dit door de bijeenkomst te beëindigen en de mensen te verwijderen. [Siyar A'laam al-Nubalaa 12/458]

De mensen vochten bijna over het antwoord van Bukhari, en veel mensen begrepen hem anders dan wat zijn antwoord werkelijk was.

Een van de geleerden werd boos dat Bukhari met zoveel enthousiasme en respect werd ontvangen, dat hij een beetje jaloers op hem werd. Dus zette hij de mensen aan om Bukhari gerichte vragen te stellen om problemen en chaos te creëren.

وقال أبو أحمد بن عدي . ذكر لي جماعة من المشايخ أن محمد بن إسماعيل لما ورد نيسابور اجتمع الناس عليه ، حسده بعض من كان في ذلك الوقت من مشايخ نيسابور لما رأوا إقبال الناس إليه ، واجتماعهم عليه ، فقال لأصحاب الحديث : إن محمد بن إسماعيل يقول : اللفظ بالقرآن مخلوق ، فامتحنوه في المجلس . فلما حضر الناس مجلس البخاري ، قام إليه رجل ، فقال : يا أبا عبد الله ، ما تقول في اللفظ بالقرآن ، مخلوق هو أم غير مخلوق ؟ فأعرض عنه البخاري ولم يجبه . فقال الرجل : يا أبا عبد الله ، فأعاد عليه القول ، فأعرض عنه . ثم قال في الثالثة ، فالتفت إليه البخاري ، وقال : [ ص: 454 ] القرآن كلام الله غير مخلوق ، وأفعال العباد مخلوقة والامتحان بدعة . فشغب الرجل ، وشغب الناس ، وتفرقوا عنه . وقعد البخاري في منزله .
[سير أعلام النبلاء - الذهبي - ج ١٢ - الصفحة ٤٥٣]

Abu Ahmed bin 'Adi vertelde: Een groep sheikhs vertelde mij dat toen Muhammad bin Ismail aankwam in Naysabur, mensen zich om hem heen verzamelden. Een van de sheikhs van Naysabur in die tijd was jaloers op hem toen ze zagen dat mensen naar hem toekwamen en zich om hem heen verzamelden, dus hij wilde hem aanvallen door de hadith-geleerden te vertellen: Muhammad bin Ismail (Bukhari) zegt: De uitspraak van de Quran is geschapen, dus test hem daarop. Dus toen de mensen de bijeenkomst van Al-Bukhari bijwoonden, stond een man op en zei tegen hem: O Abu Abdullah, wat zeg je over de recitatie van de Quran, is die geschapen of niet geschapen? Al-Bukhari wendde zich van hem af en antwoordde hem niet. De man herhaalde dit maar Bukhari wendde zich weer af. Toen herhaalde de man het voor de derde keer, en Al-Bukhari wendde zich tot hem en zei: De Quran is het Woord van Allah, ongeschapen, en de daden van Zijn dienaren zijn geschapen, en imtehan (testen) hierover is een innovatie. De man veroorzaakte onrust, de mensen veroorzaakten onrust, en ze verlieten hem. Al-Bukhari bleef toen een tijdje in zijn huis. [Siyar A'laam al-Nubalaa 12/453]

Dus wat hier gebeurde, is dat een man Bukhari vroeg over de Quran, of de recitatie ervan geschapen of ongeschapen is.

Hier is het probleem. Bukhari had het niet kunnen beantwoorden met 'geschapen' of 'ongeschapen', want beide antwoorden zouden fout zijn om te geven.

Dit komt omdat de vraag twee lagen heeft.

  1. De recitatie van de Quran, bedoelend de handeling van het reciteren
  2. De recitatie van de Quran, bedoelend de inhoud ervan

Laten we het incident eens vanuit een andere hoek bekijken. Laten we eens kijken of je het probleem met beide situaties kunt spotten.

  1. De man zei: "O Abu Abdullah, wat zeg je over de recitatie van de Quran, of het wel of niet geschapen is?" Bukhari antwoordde: "Het is ongeschapen."
  2. De man zei: "O Abu Abdullah, wat zeg je over de recitatie van de Quran, of het wel of niet geschapen is?" Bukhari antwoordde: "Het is geschapen."

Heb je het probleem met deze twee situaties gespot?

Laten we eens kijken naar de eerste. Bukhari zou verkeerd hebben geantwoord als hij zei dat het ongeschapen is. Waarom? Als de vragensteller met 'recitatie' de daad van reciteren bedoelde, dan zou het zeggen dat deze daad ongeschapen is, betekenen dat de daden van mensen ongeschapen zijn. En dat zou een innovatie zijn om te beweren.

Dit was ook een probleem voor Imam Ahmad, toen zijn student ten onrechte van hem vertelde dat de recitatie van de Quran ongeschapen is, werd hij hier erg boos over. Omdat impliceren dat daden ongeschapen zijn, een innovatie is.

أخبرنى محمد بن على الوراق قال: حدثنا صالح قال: تناهى إلى أن أبا طالب يحكى عن أبى أنه يقول: لفظى بالقرآن غير مخلوق فأخبرت أبى بذلك فقال: من أخبرك. قلت: فلان. قال: ابعث إلى أبى طالب فوجهت إليه فجاء وجاء فوران «١» فقال له أبى: أنا قلت لكم لفظى بالقرآن غير مخلوق وغضب وجعل يرعد. فقال قرأت عليك: «قل هو اللّه أحد» فقلت لى: هذا ليس بمخلوق. قال له: لم حكيت عنى أنى قلت لك لفظى بالقرآن غير مخلوق وبلغنى أنك وضعت ذلك فى كتابك وكتبت به إلى قوم فإن كان فى كتابك فامحه أشد المحو واكتب إلى القوم الذين كتبت إليهم أنى لم أقل لك هذا وغضب وأقبل عليه فقال: تحكى عنى ما لم أقل فجعل فوران يعتذر إليه وانصرف من عنده وهو مرعوب. فعاد أبو طالب فذكر أنه حك ذاك من كتابه وأنه كتب إلى القوم يخبرهم أنه وهم على أبى عبد اللّه فى الحكاية «٢». وقصة أبى طالب مع الإمام أحمد هذه مشهورة ومعروفة رواها أيضا أبو بكر المروزي وفوران وحنبل بن إسحاق «٣». ورواها أيضا إبراهيم بن أبان الموصلى «٤». لكن باختصار «٥».
[المسائل والرسائل المروية عن الإمام أحمد بن حنبل في العقيدة - المجلد 1 - الصفحة 246]

Saleh ibn Ahmad overleverde: Er was een incident waarbij Abu Talib namens mijn vader (Imam Ahmad) vertelde dat hij zei dat de recitatie van de Quran ongeschapen is. Dus ik vertelde mijn vader dat Abu Talib dit van hem vertelde, en hij werd erg boos. Hij vertelde me om Abu Talib naar hem toe te brengen, en dus kwam hij, en Furan kwam ook. Furan vertelde dat hij degene was die dit over mijn vader heeft verteld. Toen werd mijn vader erg boos en zei tegen hem: Heb ik je verteld dat de recitatie van de Quran ongeschapen is?! Ik las je {Qul Huwa Allahu Ahad} voor. Furan zei toen: Je vertelde me (na het reciteren van dat vers) dat het ongeschapen is. Mijn vader zei toen: Lever niet van mij over dat ik je vertelde dat de recitatie van de Quran ongeschapen is. Hij wendde zich vervolgens tot Abu Talib en zei: Ik hoorde dat je dit in je boek hebt gezet en ook naar anderen hebt geschreven. Verwijder deze uitspraak volledig uit je boek en schrijf terug naar degenen naar wie je hebt geschreven dat je deze uitspraak niet van mij hebt verteld. Mijn vader zei toen tegen Furan: Je hebt iets van mij verteld dat ik niet heb gezegd. Toen verontschuldigde Furan zich bij hem en vertrok, doodsbang. Toen keerde Abu Talib terug naar mijn vader en vertelde hem dat hij het uit zijn boek had verwijderd en dat hij het had rechtgezet bij de mensen naar wie hij schreef. Abu Bakr al-Khallal zei: Dit verhaal van Abu Talib met Imam Ahmad is beroemd en bekend. Het werd ook verhaald door Abu Bakr al-Marwadhi, Furan en Hanbal ibn Ishaq. Het werd ook verhaald door Ibrahim bin Aban Al-Mawsili, maar korter. [Masaail wa al-Rasaail al-Marwiyatu 'an al-Imam Ahmad ibn Hanbal fi al-Aqeedah pagina 246, van Abu Bakr al-Khallal]

Het lijkt erop dat Furan degene was die deze uitspraak ten onrechte van Imam Ahmad vertelde, en dat Abu Talib deze overlevering overnam en aan zijn mensen onderwees, maar dit later corrigeerde.

2167- أخبرنا عبد الله بن محمود بن أفلح بغير زربة ، قال : سمعت أبا بكر زنجويه يقول : سمعت أحمد بن حنبل يقول : من قال : لفظه بالقرآن مخلوق ، فهو جهمي ، ومن قال : لفظي بالقرآن غير مخلوق ، فهو مبتدع لا يكلم .
[كتاب السنة للخلال أثر 2167]

Imam Ahmad zei: "Wie zegt 'Mijn recitatie van de Quran is geschapen', hij is een jahmi. En wie zegt 'Mijn recitatie van de Quran is ongeschapen', hij is een innovator, want er is geen geleerde die dit heeft gezegd." [Kitab al-Sunnah athar 2167 van Abu Bakr al-Khallal]

من قال : [ لفظي بالقرآن [ غير ] مخلوق فقد ابتدع وجاء بما لا يعرفه العلماء ، كذلك قال ، وغلظ القول فيه أحمد بن حنبل جدا
[كتاب الشريعة صفحة 535]

Imam Ajurri zei: "Wie zegt 'Mijn recitatie van de Quran is ongeschapen', hij is een innovator, want er is geen geleerde die dit heeft gezegd. En Imam Ahmad werd erg boos op degenen die deze uitspraak deden." [Al-Shari'ah pagina 535 van Imam Ajurri]

Goed, nu we hebben vastgesteld dat als Bukhari de vraag had beantwoord met 'ongeschapen', hij in innovatie zou zijn vervallen. Omdat dat ook zou impliceren dat daden ongeschapen zijn.

Wat als hij de vraag van die man beantwoordde met dat het geschapen is? Wel, dat zou impliceren dat de Quran geschapen is, wat kufr is. Maar Bukhari zou ook gewoon kunnen bedoelen dat de handeling van recitatie geschapen is, wat correct zou zijn. Maar de massa zou begrijpen dat hij bedoelde dat de Quran geschapen is, en dit zou natuurlijk kufr zijn.

Wat deed Bukhari om dit probleem van niet kunnen antwoorden met 'ongeschapen' of 'geschapen' aan te pakken? Hij ontleedde meesterlijk de beladen vraag in zijn twee componenten, de Quran als het Woord van Allah, en de menselijke handeling van recitatie.

Dit was de enige juiste manier waarop Bukhari die vraag had kunnen beantwoorden, en hij voegde er zelfs iets briljants aan toe, namelijk dat men zulke vragen eigenlijk niet horen te stellen.

Hij antwoordde: De Quran is het ongeschapen Woord van Allah, en de daden van de dienaren zijn geschapen.

Door de vraag meesterlijk te ontleden, vermeed Bukhari zowel de val van innovatie als die van kufr.

De Fitnah begon

Mensen verspreidden allerlei geruchten over wat Bukhari echt zei als antwoord op die vragensteller in de bijeenkomst.

Dit bereikte uiteindelijk Al-Dhuhli, die een leraar van Bukhari was en Bukhari vele overleveringen onderwees. Toen Al-Dhuhli de geruchten hoorde, werd hij boos en viel hij Bukhari onmiddelijk aan.

Hij sprak eens over Bukhari in zijn eigen bijeenkomst, waar Muslim ibn Al-Hajjaj (auteur van Sahih Muslim) aanwezig was. Muslim leerde hadith van Al-Dhuhli, maar hij besloot niet langer in zulke bijeenkomsten te zijn, omdat Muslim dezelfde mening als Bukhari had (dat de daad van recitatie is geschapen, en dat de inhoud van de Quran ongeschapen is). Dus besloot hij de bijeenkomst van al-Dhuhli te verlaten, uit afwijzing van de valse beschuldigingen die over Bukhari werden gemaakt.

قال: وسمعت محمد بن يعقوب الحافظ يقول: لما استوطن البخاري نيسابور أكثر مسلم بن الحجاج الاختلاف إليه. فلما وقع بين الذهلي وبين البخاري ما وقع في مسألة اللفظ، ونادى عليه، ومنع الناس عنه، انقطع عنه أكثر الناس غير مسلم. فقال الذهلي يوما: ألا من قال باللفظ فلا يحل له أن يحضر مجلسنا، فأخذ مسلم رداء (1) فوق عمامته، وقام على رؤوس الناس، وبعث إلى الذهلي ما كتب عنه على ظهر جمال (2). وكان مسلم يظهر القول باللفظ ولا يكتمه رواها أحمد بن منصور الشيرازي عن محمد بن يعقوب، فزاد: وتبعه أحمد بن سلمة.
[سير أعلام النبلاء - الذهبي - ج ١٢ - الصفحة ٤٦٠]

Muhammad ibn Ya'qoub overleverde: Toen dit incident zich voordeed tussen al-Dhuhli en Bukhari, werd Bukhari zwaar geboycot, en velen distantieerden zich van Bukhari, behalve een paar. Op een dag zei al-Dhuhli: "Wie deze mening van Bukhari aanhangt, mag mijn bijeenkomsten niet bijwonen." Dus Muslim ibn Al-Hajjaj stond op van de bijeenkomst, deed zijn mantel over zijn tulband en vertrok. Muslim ibn Al-Hajjaj schreef toen een brief aan al-Dhuhli terwijl hij op zijn kameel reed. En Ahmad ibn Salamah stond ook op en verliet de bijeenkomst van al-Dhuhli. Muslim hield openlijk zijn overtuiging over de zaak, dat recitatie een handeling is, en dat de inhoud van de Quran ongeschapen is, en hij verborg zijn geloof hierin niet. [Siyar A'laam al-Nubalaa 12/460]

وقال الحاكم: حدثنا طاهر بن محمد الوراق، سمعت محمد بن شاذل يقول: لما وقع بين محمد بن يحيى والبخاري، دخلت على البخاري، فقلت: يا أبا عبد الله، أيش الحيلة لنا فيما بينك وبين محمد بن يحيى، كل من يختلف إليك يطرد؟ فقال: كم يعتري محمد بن يحيى الحسد في العلم. والعلم رزق الله يعطيه من يشاء. فقلت: هذه المسألة التي تحكى عنك؟ قال: يا بني، هذه مسألة مشؤومة، رأيت أحمد بن حنبل، وما ناله في هذه المسألة، وجعلت على نفسي أن لا أتكلم فيها.
[سير أعلام النبلاء - الذهبي - ج ١٢ - الصفحة ٤٥٧]

Muhammad ibn Shaadhil vertelde: Toen het conflict tussen Muhammad ibn Yahya en Al-Bukhari plaatsvond, ging ik naar Al-Bukhari en zei: O Abu Abdullah, wat is het probleem met betrekking tot het meningsverschil tussen jou en Muhammad ibn Yahya, wie het ook met hem oneens is, wordt verbannen? Hij (Bukhari) zei: "Hoeveel jaloezie heeft Muhammad ibn Yahya in kennis. Kennis is een voorziening van Allah, Hij geeft het aan wie Hij wil." Dus ik zei: Is het echt zoals ze over jou zeggen? Hij zei: O mijn zoon, dit is een kwaad onderwerp, ik heb Ahmad ibn Hanbal gezien, en wat hij heeft doorstaan in dit onderwerp, en ik besloot me daar aanvankelijk over af te wenden. [Siyar A'laam al-Nubalaa 12/457]

قال أحمد بن منصور الشيرازي: سمعت محمد بن يعقوب الأخرم، سمعت أصحابنا يقولون: لما قام مسلم وأحمد بن سلمة من مجلس الذهلي، قال الذهلي: لا يساكنني هذا الرجل في البلد. فخشي البخاري وسافر (4).
[سير أعلام النبلاء - الذهبي - ج ١٢ - الصفحة ٤٦٠]

Muhammad ibn Ya'qoub al-Akhram vertelde: Toen Muslim ibn Al-Hajjaj en Ahmad ibn Salamah opstonden uit de bijeenkomst van al-Dhuhli, voegde al-Dhuhli eraan toe: Deze man (Bukhari) zal niet meer onder ons wonen, (dit nieuws bereikte Bukhari) dus Bukhari werd bang en emigreerde. [Siyar A'laam al-Nubalaa 12/460]

وقال سمعت محمد بن صالح بن هانئ: سمعت أحمد بن سلمة يقول: دخلت على البخاري، فقلت: يا أبا عبد الله، هذا رجل مقبول بخراسان خصوصا في هذه المدينة، وقد لج في هذا الحديث حتى لا يقدر أحد منا أن يكلمه فيه، فما ترى؟ فقبض على لحيته، ثم قال: * (وأفوض أمري إلى الله إن الله بصير بالعباد) * [غافر: 44]. اللهم إنك تعلم أني لم أرد المقام بنيسابور أشرا ولا بطرا، ولا طلبا للرئاسة، وإنما أبت علي نفسي في الرجوع إلى وطني لغلبة المخالفين، وقد قصدني هذا الرجل حسدا لما آتاني الله لا غير. ثم قال لي: يا أحمد، إني خارج غدا لتتخلصوا (2) من حديثه لأجلي (3). قال: فأخبرت جماعة أصحابنا، فوالله ما شيعه غيري. كنت معه حين خرج من البلد، وأقام على باب البلد ثلاثة أيام لاصلاح أمره.
[سير أعلام النبلاء - الذهبي - ج ١٢ - الصفحة ٤٥٩]

Ahmad ibn Salamah vertelde: Ik ging naar Al-Bukhari, en ik zei: O Abu Abdullah, deze man (al-Dhuhli) is geaccepteerd in Khurasan, vooral in deze stad (Naysabur), en hij heeft zich zo diep in deze kwestie (die zich tussen jou en hem heeft voorgedaan) verdiept dat niemand van ons ermee kan omgaan, wat denk je? Hij pakte toen zijn eigen baard en zei: "En ik vertrouw mijn zaak toe aan Allah. Waarlijk, Allah is Ziener van [Zijn] dienaren." [Quran 40:44]. O Allah, U weet dat ik niet van plan was naar Naysabur te komen met kwade bedoelingen, noch met het zoeken naar leiderschap. Integendeel, ik ben teruggekeerd naar mijn thuisland vanwege de prevalentie van andersdenkenden, en deze man behandelde mij zo uit jaloezie voor wat Allah mij heeft geschonken, niets anders. Toen zei hij tegen mij: "O Ahmad, ik zal morgen vertrekken, zodat jij de taak kunt overnemen om het probleem op te lossen dat tussen mij en hem is ontstaan." Ik informeerde een groep van onze metgezellen, en ik zweer bij Allah, niemand behalve ik probeerde deze kwestie tussen Bukhari en al-Dhuhli op te lossen. Ik was bij hem toen hij de stad verliet, en hij bleef drie dagen bij de stadspoort om zijn zaken te regelen. [Siyar A'laam al-Nubalaa 12/459]

Bukhari zegt hier dat wat er tussen hem en al-Dhuhli is gebeurd, te wijten is aan de jaloezie die al-Dhuhli koesterde voor hoe Bukhari werd gerespecteerd en gevolgd in Naysabur. Wij zeggen dat dit het geval kan zijn geweest, omdat al-Dhuhli geen moeite deed om de verklaring van Bukhari te begrijpen, wat resulteerde in het belasteren van Bukhari met valse beschuldigingen.

Ibn Abi Haatim wijst Bukhari af

1086 - محمد بن إسماعيل البخاري أبو عبد الله قدم عليهم الري سنة مائتين وخمسين روى عن عبدان المروزي وأبى همام الصلت بن محمد والفريابي وابن أبي أويس سمع منه أبى وأبو زرعة ثم تركا حديثه عندما كتب إليهما محمد ابن يحيى النيسابوري انه أظهر عندهم ان لفظه بالقرآن مخلوق.
[الجرح والتعديل - الرازي - ج ٧ - الصفحة ١٩١]

Ibn Abi Haatim zei: "Muhammad bin Ismail al-Bukhari, bekend als Abu Abdullah, arriveerde in Ray in het jaar 252 Hijri. Hij vertelde van Abdan al-Marwazi, Abu Hamam al-Salat bin Muhammad, al-Firyabi, en Ibn Abi Uways. Mijn vader (Abi Haatim) en Abu Zur'ah hoorden ook van hem. Toen verlieten zij zijn overleveringen toen Muhammad bin Yahya al-Naysaburi (al-Dhuhli) aan hen schreef over wat zij over hem geloofden (dat Bukhari geloofde dat de Quran geschapen is)." [Al-Jarh wal Ta'deel 7/191]

Wij zeggen, dit is een zeer triest moment in de tijd van Ahl Hadith, dat grote geleerden zoals Ibn Abi Haatim, Abu Haatim, en Abu Zur'ah al-Raazi Bukhari afwezen voor wat er tussen hem en al-Dhuhli gebeurde.

Bukhari vertrok naar Marw, waar hij aanvankelijk werd geaccepteerd, maar hij kon zich daar niet vestigen, omdat dat problemen zou veroorzaken.

وقال أحمد بن منصور الشيرازي: سمعت القاسم بن القاسم يقول: سمعت إبراهيم وراق أحمد بن سيار يقول لما قدم البخاري مرو استقبله أحمد بن سيار فيمن استقبله، فقال له أحمد: يا أبا عبد الله، نحن لا نخالفك فيما تقول، ولكن العامة لا تحمل ذا منك. فقال البخاري: إني أخشى النار، أسأل عن شئ أعلمه حقا أن أقول غيره. فانصرف عنه أحمد بن سيار.
[سير أعلام النبلاء - الذهبي - ج ١٢ - الصفحة ٤٦٢]

Ahmad ibn Mansur al-Shirazi overleverde: Ik hoorde Al-Qasim ibn Al-Qasim zeggen: Ik hoorde Ibrahim Waraaq Ahmad ibn Siyar zeggen, "Toen al-Bukhari in Marw arriveerde, was Ahmad ibn Siyar een van degenen die hem ontvingen. Dus Ahmad zei tegen hem, 'O Abu Abdullah, wij zijn het niet oneens met wat je zegt, maar het algemene publiek wijst dit van jou af. Bukhari zei toen: Ik vrees het vuur (van de Hel), waardoor ik de waarheid vertel als ik het weet, en dat ik het niet zal verbergen. Ahmad ibn Siyar vertrok toen." [Siyar A'laam al-Nubalaa 12/462]

Ahmad ibn Siyar is een betrouwbare overleveraar van Hadith, en hij hoorde van vele grote geleerden zoals Ishaq ibn Rahawayh, 'Abdan ibn 'Uthman, 'Affan ibn Muslim enz. Hij wordt genoemd in Sahih al-Bukhari, door Al-Nasai en anderen.

Bukhari reisde vervolgens verder naar Bukhara. Daar verbleef hij enige tijd en onderwees hij grote kennis.

611 - وأخبرنا أحمد بن محمد بن حفص قال : ثنا محمد بن أحمد بن سلمة قال : ثنا أبو صالح خلف بن محمد بن إسماعيل قال : سمعت أبا عمرو أحمد بن نصر بن إبراهيم النيسابوري المعروف بالخفاف ببخارى يقول : كنا يوما عند أبي إسحاق القرشي ومعنا محمد بن نصر المروزي ، فجرى ذكر محمد بن إسماعيل ، فقال محمد بن نصر : سمعته يقول : من زعم أني قلت : لفظي بالقرآن مخلوق ، فهو كذاب ، فإنى لم أقله. فقلت له : يا أبا عبد الله فقد خاض الناس في هذا وأكثروا فيه . فقال : ليس إلا ما أقول وأحكي لك عنه . قال أبو عمرو الخفاف : فأتيت محمد بن إسماعيل فناظرته في شيء من الحديث حتى طابت نفسه فقلت له : يا أبا عبد الله هاهنا رجل يحكي عنك أنك قلت هذه المقالة . قال لي : يا أبا عمرو احفظ ما أقول : من زعم من أهل نيسابور وقومس والري وهمذان وحلوان وبغداد والكوفة والمدينة ومكة والبصرة أني قلت : لفظي بالقرآن مخلوق ، فهو كذاب ، فإنى لم أقل هذه المقالة ، إلا أني قلت : أفعال العباد مخلوقة.
[شرح أصول اعتقاد أهل السنة والجماعة اللالكائي ص: 397]

Abu 'Amr Ahmad bin Nasr bin Ibrahim al-Naysaburi, bekend als Al-Khaffaf in Bukhara, overleverde: Op een dag waren we bij Abu Ishaq al-Qurashi, en met ons was Muhammad ibn Nasr Al-Marwazi, toen werd Muhammad bin Ismail (Bukhari) genoemd, en Muhammad bin Nasr zei: "Ik hoorde hem (Bukhari) zeggen: Wie beweert dat ik heb gezegd: Mijn uitspraak van de Quran is geschapen, is een leugenaar, want dat heb ik niet gezegd. Dus ik (Ibn Nasr al-Marwazi) zei tegen Abu Abdullah (Bukhari), de mensen hebben hierover gedebatteerd en uitgebreid gediscussieerd. Toen vertelde hij me: 'Niets anders heb ik hierover gezegd dan wat ik zojuist tegen je zei.'" Abu 'Amr Al-Khaffaf (zoon van Muhammad ibn Nasr al-Marwazi) zei verder: Dus ik ging naar Muhammad bin Ismail (Bukhari) en vroeg hem naar enkele hadiths totdat hij zich op zijn gemak voelde, dus ik zei tegen hem: O Abu Abdullah, hier is een man die dit over jou heeft overgeleverd. Hij zei tegen mij: O Abu 'Amr, onthoud wat ik zeg: Wie onder de mensen van Naysabur, Qumus, Al-Ray, Hamadhan, Halwan, Baghdad, Kufa, Medina, Mecca en Basra beweert dat ik heb gezegd: Mijn uitspraak van de Quran is geschapen, is een leugenaar, want dat heb ik niet gezegd, behalve dat ik zei: De daden van dienaren zijn geschapen. [Sharh Usul al-I'tiqad pagina 397 van Lalikaee]

قال أبو عبد الله بن محمد إسماعيل: سمعت عبد الله بن سعيد يقول: سمعت يحيى بن سعيد يقول: ما زلت أسمع من أصحابنا يقولون: إن أفعال العباد مخلوقة. قال أبو عبد الله: حركاتهم وأصواتهم واكتسابهم وكتابتهم مخلوقة، فأما القرآن المتلو المبين المثبت في المصاحف المسطور المكتوب الموعى في القلوب فهو كلام الله ليس بخلق
[خلق أفعال العباد - البخاري - الصفحة ٢٦]

Bukhari overleverde: "Abdullah ibn Sa'eed overleverde aan mij dat Yahya ibn Sa'eed zei: Onze metgezellen zeggen dat de daden geschapen zijn." Bukhari zei toen: "Hun bewegingen, geluiden, het memoriseren en het schrijven zijn geschapen. Wat betreft de Quran, dat is vastgelegd in vele exemplaren van Masaahif, waarvan velen het uit het hoofd hebben geleerd en geschreven, dit is het Woord van Allah, ongeschapen. [Khalq al-Af'aal al-'Ibaad pagina 26]

Wat Bukhari hier zegt, is dat de inhoud van de Quran is vastgelegd in vele Masaahif (kopieën), die door velen uit het hoofd wordt geleerd, en dat het ongeschapen is. Dit is bewijs dat hij alles wat in de mushaf staat beschouwt als de Quran, in tegenstelling tot wat de Lafdhiyyah geloven.

Hij zegt ook dat de handeling van reciteren en schrijven, geschapen handelingen zijn, en daar zou niemand over kunnen twijfelen.

Bukhari werd vervolgens uit Bukhara verbannen omdat hij niet voldeed aan de wensen van haar leider.

وقال الحاكم : سمعت محمد بن العباس الضبي يقول : سمعت أبا [ ص: 465 ] بكر بن أبي عمرو الحافظ البخاري يقول : كان سبب منافرة أبي عبد الله أن خالد بن أحمد الذهلي الأمير خليفة الطاهرية ببخارى سأل أن يحضر منزله ، فيقرأ " الجامع " و " التاريخ " على أولاده ، فامتنع عن الحضور عنده ، فراسله بأن يعقد مجلسا لأولاده ، لا يحضره غيرهم ، فامتنع ، وقال : لا أخص أحدا . فاستعان الأمير بحريث بن أبي الورقاء وغيره ، حتى تكلموا في مذهبه ، ونفاه عن البلد ، فدعا عليهم ، فلم يأت إلا شهر حتى ورد أمر الطاهرية ، بأن ينادى على خالد في البلد ، فنودي عليه على أتان . وأما حريث ، فإنه ابتلي بأهله ، فرأى فيها ما يجل عن الوصف . وأما فلان ، فابتلي بأولاده ، وأراه الله فيهم البلايا .
[سير أعلام النبلاء - الذهبي - ج ١٢ - الصفحة ٤٦٥]

Abu Bakr ibn Abi 'Amr al-Hafidh al-Bukhari overleverde: "De reden voor de onenigheid met Abu Abdullah was dat Khalid ibn Ahmad al-Dhuhli, de gouverneur van Bukhara onder de Tahirid-dynastie, vroeg om zijn huis bij te wonen om 'Al-Jami' en 'Al-Tarikh' aan zijn kinderen te onderwijzen. Abu Abdullah weigerde daarheen te gaan, dus stuurde Khalid hem een boodschap of hij een privé bijeenkomst voor zijn kinderen wilde houden, waar niemand anders bij zou zijn. Abu Abdullah weigerde nog steeds en zei: 'Ik maak geen uitzondering voor wie dan ook.' De gouverneur zocht toen hulp bij Harith ibn Abi al-Warqa' en anderen om tegen Bukhari op te zetten, totdat ze kwaad spraken over de ideologie van hem en hem uit de stad verbanden. Abu Abdullah vervloekte hen. En binnen een maand kwam het bevel van de Tahiriden om Khalid van zijn positie te verwijderen. Wat betreft Harith, hij werd getroffen met uitdagingen in zijn familie, en zag dingen in zijn gezondheid die niet te beschrijven zijn. Wat betreft de andere persoon, hij werd getest met zijn kinderen, en Allah gaf hem verschillende beproevingen via hen.'" [Siyar A'laam al-Nubalaa 12/465]

وقال الحاكم : حدثنا خلف بن محمد ، حدثنا سهل بن شاذويه قال : كان محمد بن إسماعيل يسكن سكة الدهقان ، وكان جماعة يختلفون إليه ، يظهرون شعار أهل الحديث من إفراد الإقامة ، ورفع الأيدي في الصلاة وغير ذلك . فقال حريث بن أبي الورقاء وغيره : هذا رجل مشغب ، وهو يفسد علينا هذه المدينة ، وقد أخرجه محمد بن يحيى من نيسابور ، وهو إمام أهل الحديث ، فاحتجوا عليه بابن يحيى ، واستعانوا عليه بالسلطان في نفيه من البلد ، فأخرج . وكان محمد بن إسماعيل ورعا ، يتجنب السلطان ولا يدخل عليهم .
[سير أعلام النبلاء - الذهبي - ج ١٢ - الصفحة ٤٦٥]

Sahl ibn Shadawayh overleverde: Muhammad ibn Isma'il woonde op de weg van Al-Dahqan. Een groep mensen zou naar hem toe komen, waarbij ze de kenmerken van Ahl al-Hadith vertoonden, zoals het omhoogheffen van hun handen in gebed en andere praktijken. Toen zei Harith ibn Abi al-Warqa' en anderen: "Deze man is een opruier, hij brengt corruptie in onze stad. Muhammad ibn Yahya (al-Dhuhli) had hem (Bukhari) uit Naysabur verdreven, hoewel hij een leider was onder de Ahl al-Hadith." Ze klaagden over hem bij Ibn Yahya (al-Dhuhli) en zochten hulp bij de heerser om hem uit de stad te verbannen, dus hij werd verbannen. Muhammad ibn Isma'il was een vrome man, hij vermeed de heerser en bezocht hen niet." [Siyar A'laam al-Nubalaa 12/465]

Toen Bukhari uit Bukhara werd verbannen, vertrok hij en emigreerde naar een plaats genaamd Khartanak, een dorp in de buurt van Samarqand, waar hij overleed.

قال ابن عدي: سمعت عبد القدوس بن عبد الجبار السمرقندي - يقول: جاء محمد بن إسماعيل إلى خرتنك - " قرية " على فرسخين من سمرقند - وكان له بها أقرباء، فنزل عندهم، فسمعته ليلة يدعو، وقد فرغ من صلاة الليل: اللهم إنه قد ضاقت علي الأرض بما رحبت، فاقبضني إليك، فما تم الشهر حتى مات. وقبره بخرتنك
[سير أعلام النبلاء - الذهبي - ج ١٢ - الصفحة ٤٦٦]

Ibn 'Adi zei: Ik hoorde Abd al-Qudus ibn Abd al-Jabbar al-Samarqandi zeggen: "Muhammad ibn Ismail (Bukhari) kwam naar Khartanak, een dorp op twee farsakhs (ongeveer 12 km, 7,5 mijl) afstand van Samarqand, en hij had daar familie. Hij verbleef bij hen, en ik hoorde hem op een nacht bidden nadat hij klaar was met het nachtgebed: 'O Allah, de aarde is voor mij te krap ondanks haar uitgestrektheid, dus neem mij tot U.' Hij overleed voor het einde van de maand. Zijn graf is in Khartanak." [Siyar A'laam al-Nubalaa 12/466]

610 - أخبرنا أحمد بن محمد بن حفص قال : ثنا محمد بن أحمد بن سلمة قال : ثنا أبو نصر أحمد بن سهل بن حمدويه قال : ثنا أبو العباس الفضل بن بسام قال : سمعت إبراهيم بن محمد يقول : أنا توليت دفن محمد بن إسماعيل البخاري لما مات بخرتنك ، فأردت حمله إلى سمرقند أن أدفنه بها ، فلم يتركني صاحب لنا من أهل شكخشكت فدفناه بها ، فلما أن فرغنا ورجعت إلى المنزل الذي كنت فيه قال لي صاحب القصر : سألته أمس فقلت : يا أبا عبد الله ما تقول في القرآن ؟ فقال : القرآن كلام الله غير مخلوق . فقلت له : إن الناس يزعمون أنك تقول ليس في المصحف قرآن ولا في صدور الناس . فقال : أستغفر الله أن تشهد علي بما لم تسمعه مني ، إني أقول كما قال الله : والطور وكتاب مسطور . أقول : في المصاحف قرآن ، وفي صدور الرجال قرآن ، فمن قال غير ذلك هذا يستتاب ، فإن تاب وإلا سبيله سبيل الكفر .
[شرح أصول اعتقاد أهل السنة والجماعة اللالكائي ص: 396]

Ibrahim bin Muhammad overleverde: Ik nam de taak op me om Muhammad bin Ismail al-Bukhari te begraven toen hij stierf in Khartanak, dus ik wilde hem naar Samarqand brengen om hem daar te begraven, maar een vriend van ons uit de mensen van Shakkhashkat liet me niet toe, dus hebben we hem daar begraven (in Khartanak). Toen we klaar waren en ik terugkeerde naar het huis waar ik was, zei de eigenaar van de plaats tegen me: Ik vroeg hem gisteren en zei: O Abu Abdullah, wat zeg je over de Quran? Hij zei: De Quran is het woord van Allah, ongeschapen. Dus ik zei tegen hem: Mensen beweren dat je zegt dat wat in de mushaf staat niet de Quran is, noch wat uit het hoofd van mensen is gememoriseerd. Hij (Bukhari) zei: Ik vraag vergeving aan Allah voor jou, dat je tegen mij getuigt wat je niet van mij hebt gehoord. Ik zeg zoals Allah zei: {Bij de berg Tur en een geschreven boek}. Ik zeg: Wat in de Masaahif staat, is de Quran, en wat gememoriseerd is uit het hoofd van mensen is de Quran. Dus wie anders beweert, moet berouw tonen, en als hij berouw toont, moet hij met rust gelaten worden, anders bevindt zijn pad zich op het pad van ongeloof. [Sharh Usul al-I'tiqaad pagina 396 van Lalikaee]

Imam Ahmad over wie een lafdhi is

١٧٥٣ - ثَنَا يَعْقُوبُ بْنُ إِبْرَاهِيمَ، أَنَّ أَحْمَدَ بْنَ مُحَمَّدِ بْنِ حَنْبَلٍ، قَالَ لَهُ» اللَّفْظِيَّةُ إِنَّمَا يَدُورُونَ عَلَى كَلَامِ جَهْمٍ، يَزْعُمُونَ أَنَّ جِبْرِيلَ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ إِنَّمَا جَاءَ بِشَيْءٍ مَخْلُوقٍ، يَعْنِي: لِأَنَّ مَخْلُوقٌ جَاءَ بِهِ إِلَى مُحَمَّدٍ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ ".
[ص363 - كتاب مسائل الإمام أحمد رواية أبي داود السجستاني]

Imam Ahmad zei: "De Lafdhiyyah draaien om het geloof van Jahm ibn Safwan, en ze bedoelen te zeggen dat de bedoeling Jibreel neerdaalde met iets geschapen. Bedoelend dat iets geschapen aan Muhammad (ﷺ) werd geopenbaard." [Masail Abu Dawud pagina 363]

١٧٥٤ - ثَنَا أَحْمَدُ بْنُ إِبْرَاهِيمَ، قَالَ: سَأَلْتُ أَحْمَدَ بْنَ حَنْبَلٍ، قُلْتُ: " هَؤُلَاءِ الَّذِينَ يَقُولُونَ: إِنَّ أَلْفَاظَنَا بِالْقُرْآنِ مَخْلُوقٌ؟ فَقَالَ: هَذَا شَرٌّ مِنْ قَوْلِ الْجَهْمِيَّةِ، مَنْ زَعَمَ هَذَا، فَقَدْ زَعَمَ أَنَّ جِبْرِيلَ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ جَاءَ بِمَخْلُوقٍ وَأَنَّ النَّبِيَّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ تَكَلَّمَ بِمَخْلُوقٍ «.
[ص363 - كتاب مسائل الإمام أحمد رواية أبي داود السجستاني]

Imam Ahmad zei: "Wie beweert dat de recitatie van de Quran geschapen is, gelooft wat de Jahmiyyah geloven, en dit is een slechte zaak. Diegene beweert dan dat Jibreel met een schepsel kwam en dat de Profeet (ﷺ) hiermee sprak." [Masail Abu Dawud pagina 363]

Bukhari gaat in tegen het geloof van de Lafdhiyyah door te zeggen dat wat in de mushaf staat de Quran is, en wat gereciteerd en gememoriseerd is uit de mushaf de Quran is, ongeschapen, omdat dat het Woord van Allah is.

De Lafdhiyyah zeggen dat wat er in de mushaf staat niet de Quran is, en dat de Quran bij Allah is en dat Allah niet spreekt met letters of geluid. Dit is de kufr waarin ze zijn gevallen, en Bukhari deelt hun geloof niet.

En zelfs als Bukhari een vergissing zou hebben gemaakt door te zeggen dat de recitatie van de Quran geschapen is (wat hij niet heeft gezegd), dan zou hij geen kafir worden als hij geloofde dat wat gereciteerd wordt van de Mushaf, de Quran is, en dat het ongeschapen is.

590 - سَمِعْتُ أَبَا عَمْرٍو مُحَمَّدَ بْنَ عَبْدِ اللَّهِ الْبِسْطَامِيَّ، يَقُولُ: سَمِعْتُ أَحْمَدَ بْنَ إِبْرَاهِيمَ الْإِسْمَاعِيلِيُّ، يَقُولُ: سَمِعْتُ عَبْدَ اللَّهِ بْنَ مُحَمَّدِ بْنِ نَاجِيَةَ، يَقُولُ: سَمِعْتُ عَبْدَ اللَّهِ بْنَ أَحْمَدَ بْنِ حَنْبَلٍ، يَقُولُ: سَمِعْتُ أَبِي يَقُولُ: مَنْ قَالَ لَفْظِي بِالْقُرْآنِ مَخْلُوقٌ يُرِيدُ بِهِ الْقُرْآنَ، فَهُوَ كَافِرٌ.
[ص20 - كتاب الأسماء والصفات البيهقي]

Imam Ahmad zei: "Wie zegt dat zijn recitatie van de Quran geschapen is, bedoelend daarmee de Quran, dan is hij een kafir." [Al-Asmaa wa Sifaat pagina 20]

الحاكم: حدثنا الأصم، سمعت محمد بن إسحاق الصغاني، سمعت فوران صاحب أحمد، يقول: سألني الأثرم وأبو عبد الله المعيطي أن أطلب من أبي عبد الله خلوة، فأسأله فيها عن أصحابنا الذين يفرقون بين اللفظ والمحكي. فسألته، فقال: القرآن كيف تصرف في أقواله وأفعاله، فغير مخلوق. فأما أفعالنا فمخلوقة. قلت: فاللفظية تعدهم يا أبا عبد الله في جملة الجهمية؟ فقال: لا. الجهمية الذين قالوا: القرآن مخلوق.
[سير أعلام النبلاء - الذهبي - ج ١١ - الصفحة ٢٩١]

Furan, een metgezel van Imam Ahmad, vertelde: "Al-Athram en Abu Abdullah Al-Mu’iti vroegen me om een privésessie voor kennis aan te vragen, zodat ik hem (Imam Ahmad) kon vragen over onze metgezellen die onderscheid maken tussen het reciteren (handeling) en wat gereciteerd wordt (de inhoud). Dus vroeg ik hem, en hij (Imam Ahmad) zei: De Quran (de inhoud ervan) is ongeschapen. Onze daden zijn geschapen. Ik zei: Ben je van mening dat de Lafdhiyyah hetzelfde zijn als de Jahmiyyah? Hij zei: Nee. De Jahmiyyah zeggen: De Quran is geschapen." [Siyar A'laam al-Nubalaa 11/291]

Hier zegt Imam Ahmad ook dat de handeling van reciteren geschapen is, en dat wat gereciteerd wordt ongeschapen is. Dit is precies wat Bukhari ook geloofde.

De Lafdhiyyah begonnen met een innovatie en veroorzaakten twijfel onder de mensen door te zeggen 'Mijn recitatie van de Quran is geschapen', met de bedoeling op een subtiele manier te zeggen dat wat gereciteerd wordt uit de Mushaf geschapen is. En ze veroorzaakten nog meer twijfel door te zeggen dat wie beweert dat de Quran geschapen is, een kafir is.

Dit is de reden waarom Imam Ahmad zei dat Lafdhiyyah niet hetzelfde zijn als Jahmiyyah, omdat de Lafdhiyyah proberen te verbergen wat ze geloven, terwijl de Jahmiyyah direct door zee zijn en zeggen dat de Quran geschapen is. Om deze reden zijn de Lafdhiyyah erger dan de Jahmiyyah.

De Lafdhiyyah wilden dat de mensen geloofden dat wat in de mushaf staat niet de echte Quran is, en dat het slechts een hikayah (citaat) ervan is. En dat wat naar de Profeet (ﷺ) werd gezonden slechts een geschapen ding is, niet de daadwerkelijke Woorden van Allah.

Ze hielden deze overtuiging aan omdat ze verwierpen dat Allah spreekt in letters en geluid. Daarom geloofden ze niet dat wat neergezonden was de werkelijke spraak van Allah is, omdat ze geloven dat Allah niet echt spreekt. En die overtuiging is ook kufr, wat ook de reden is waarom Asha'irah kuffar zijn omdat ze ook ontkennen dat Allah daadwerkelijk spreekt (met letters en geluid).